54. Carieb 5 - Bonaire

Van Klein-Curaçao zeilen we naar Bonaire. Een mijltje of 25. Een iets lastiger tochtje want de wind staat nu precies tegen. We zien in de verte de buien al hangen. Een paar weten we te omzeilen, maar het lukt niet bij allemaal. Dat resulteert in hevige regen en wind. De regen slaat de golven neer; even later is alles wit en hebben we weinig zicht meer. Terwijl we weten dat er vrachtschepen in de buurt zijn die ons kruisen. Lang leve de radar.



Bon Bini (welkom) Bonaire! Voor Kralendijk, de hoofdstad, vinden we nog net één vrije mooring. Het water is er ongelooflijk helder, we zien het blok beton van bovenaf haarscherp op de bodem liggen. Helaas ligt de mooring precies tegenover de bekende Karel’s Beach Bar. Wel heel gezellig zo midden in het centrum, maar ’s nachts begrijpen we opeens waarom die mooring als laatste nog vrij was. Wat een herrie…Een paar dagen later verkassen we meer richting duikschool, waar het een stuk rustiger is. De uitbaters van “Karel” hebben een beetje genoeg van alle bijbootjes die aan hun piertje vastmaken. De opvarenden klauteren over de balustrade van het terras, schuifelen tussen de tafeltjes door en verdwijnen vervolgens de stad in. Soms neemt men uit beleefdheid eerst nog een consumptie, maar lang niet altijd. Karel’s piertje is dus even verboden gebied geworden. In die buurt is de enige andere optie, de kade van de douane waar de sleepboten aanmeren. Even wat verder varen, maar dat voldoet ook prima. De bewakers van het terrein leggen ons geen strobreed in de weg.



De boulevard van Kralendijk loopt vlak langs het water. Een rij winkeltjes daarachter ligt de hoofd- annex winkelstraat. De panden in de Kaya Grandi zien er zeer kleurrijk en goed onderhouden uit.



Het is een gezellige drukte op straat. De Bonaire Regatta staat op het punt van beginnen. Alle schoolkinderen zijn vrij, het is vakantie en het is feest. Er is een podium gebouwd op het plein en overal zie je kleine kraampjes waar ’s avonds van alles te koop is. Vooral de eethuisjes hebben onze onverdeelde aandacht. Soms maar twee m² klein.

Onze favoriet is een stalletje met Indonesisch eten. Het overgrote deel van het menu wordt blijkbaar overdag thuis alvast voorbereid. Tegen de avond vertrekt de chefkok naar zijn kraampje om zijn halve oliedrum (BBQ) aan te steken. Het vlees gaat erop, de rest wordt opgewarmd en wij hebben een verrukkelijk menu voor heel weinig geld. Er staan een paar plastic stoeltjes, maar het merendeel van de gasten zit op de stoeprand te eten. En waarom ook niet.
De bierman aan de overkant heeft ook een kraampje gehuurd. Aan het eind van de middag zie je hem aan komen rijden. Een oude auto met aanhanger. Achterop heeft hij een paar ijs/vrieskasten staan. Die worden met vereende krachten in het kraampje getild. Ze blijken boordevol flesjes Polar bier te zitten. Deurtje open en verkopen maar. Het leven kan zo simpel zijn. Iedereen is buiten, overal klinkt muziek; wat een feest.



Voordat we aan het wedstrijdzeilen gaan, moeten we natuurlijk eerst nog het eiland rond. We huren het gebruikelijke jeepje. Er zitten geen achterramen in, dat is hier blijkbaar niet nodig. De deuren rammelen bijna uit de scharnieren maar verder rijdt hij nog goed.



We zien de zoutpannen, de slavenhuisjes, prachtige duiklocaties, het mangrovebos bij Lac Bai, pelikanen en flamingo’s, leguanen en hagedissen, geiten en ezels. We kijken rond bij het vismarktgebouwtje waar dagelijks verse groente en fruit uit Venezuela wordt aangevoerd en we doen boodschappen in een moderne supermarkt. Wat een eiland. Bonaire heeft ons hart gestolen.

53. Carieb 4 - Klein Curaçao

Daar gaan we dan. We halen het anker op en motoren, zigzaggend langs andere boten die voor anker liggen, het Spaanse Water uit. Via de doorgang bij Barbara Beach naar open zee. Onze bestemming is Klein Curaçao. Een onbewoond eilandje van ongeveer 3 km² groot, zo’n 25 km ten zuidoosten van de grote zus. De wind rond Curaçao komt 96% van het jaar uit het oosten tot noordoosten. Dat betekent dat we net aan de wind kunnen zeilen. We houden de onherbergzame zuidkust van Curaçao aan bakboord en steken schuin over naar de kleine zus.



Klein Curaçao is rotsachtig, kaal en wordt alleen nog bewoond door broedende vogels. Dat klinkt niet zo positief, maar als ik er dan bij vertel dat het ligt in het prachtigste doorzichtige turquoise water dat je ooit hebt gezien en dat het omzoomd wordt door stralend witte zandstranden, dan wordt het een heel ander verhaal. Dan heb ik het over een tropisch paradijsje op aarde. Er staan een paar rieten vissershutjes op het eiland, goed voor de broodnodige schaduw. Verder een eenvoudig strandhuis voor toeristen die met een charterboot een dagtochtje maken en een vuurtoren die ooit bemand is geweest.



Aan de noordkust ligt een verroest deel van een wrak van een tanker die hier is vergaan. Niet zo heel lang geleden is er voor de gezelligheid nog het wrak van een flinke zeilboot bijgekomen. Ooit een chique jacht met deksalon, twee masten en een mooi teakdek, maar dat heeft de bemanning niet mogen helpen. Eén mast is verdwenen, de andere mast steekt dwars door de romp en was waarschijnlijk niet zo makkelijk te bergen. Alle ramen zijn eruit en het hele casco is leeg. Er kijkt niemand meer naar om en het ligt daar maar te liggen totdat het volledig is vergaan en/of onder het zand is verdwenen. Ik weet niet welk onheil schip en bemanning is overkomen, maar het lijkt me heel droevig om je schip zo te zien eindigen.

Nieuwsgierig als ik ben, surf ik toch even het internet op en warempel, ik heb het antwoord al heel snel gevonden. Dit is vrij vertaald de ingekorte versie van wat er in die tijd in de pers stond:

Het Franse zeiljacht Krisnic is 29 november 2006 op de noordkust van Klein Curaçao gestrand. De Krisnic was onderweg van Islas Los Roques naar Curaçao. Aan boord van het kottergetuigd, achttien meter lange zeiljacht bevond zich één opvarende, de 70-jarige Franse schipper/eigenaar. De man maakt het goed.



Rond half zes ’s morgens kreeg het Reddings en Coördinatie Centrum (RCC) op Curaçao een noodoproep van de Krisnic, evenals het fregat Hr. Ms. Van Amstel. Die was volgens de kustwacht snel ter plaatse om hulp te verlenen. Ook de helikopter van de kustwacht schoot te hulp, net zoals de reddingsboot Cornelis Zwaan. Rond het middaguur probeerde de Cornelis Zwaan het zeiljacht vergeefs los te trekken. Het zeiljacht was echter zo beschadigd, dat lostrekken gevaar voor breken en zinken zou betekenen.
Er is nog sprake van geweest om het casco als een soort duikobject aan de andere kant van het eiland af te laten zinken. Maar gezien het feit dat het er na zoveel jaar nog ligt, bleek dat blijkbaar toch geen reële optie. Het jacht is compleet gestript. Deels op verzoek van de eigenaar gedurende de eerste dagen na de stranding. Deels door dieven die behalve andere zaken, zich ook de motor zonder toestemming hebben toegeëigend. De eigenaar heeft de gestolen waar aangegeven bij de “island governor”, die automatisch als vinder te boek staat middels een ouderwetse wet uit 1935 betreffende waardevolle aangespoelde voorwerpen.
Dit zeiljacht is niet het eerste schip dat hier is verongelukt. De loefzijde van het eiland is een waar kerkhof voor schepen die niet ver genoeg uit de kust bleven of geen voortstuwing meer hadden. Een kleine tanker, de “Maria Bianca Guidesman” is al bijna tot “trust and dust” vergaan in de constant beukende branding. De restanten van nog eens vier of vijf boten zijn langzamerhand hoger op het land gespoeld.


Grappig om te zien is dat niet alleen schepen aanspoelen op dit strand, maar dat ook honderden slippers hier hun laatste rustplaats hebben gevonden… Er vallen blijkbaar nogal eens wat flip-flops overboord!



We gaan voor anker op zwemafstand van het strand. We wandelen, snorkelen en maken foto’s. De dagjesmensen vertrekken weer en wij blijven met een boot of vier alleen achter. We liggen een groot deel van de avond plat op onze rug op de trampolines. Genietend, recht omhoog kijkend naar de meest fantastische sterrenhemel die we ooit hebben gezien. Zo zonder afleidende verlichting vanaf het land, lijkt het alsof er plotsklaps miljoenen sterren aan de hemel staan.

52. Carieb 3 - Willemstad

Willemstad is de hoofdstad van Curaçao. Wat ik het leukste vind aan de stad is natuurlijk de Sint Annabaai. Een breed stuk water dat de verbinding vormt tussen de oceaan aan de ene kant en het Schottegat aan de andere kant. Het Schottegat is naar men zegt de grootste natuurlijke haven ter wereld. Voor ons een gek idee: zonder enige belemmering van bijvoorbeeld sluizen stroomt de oceaan vrijelijk het Schottegat in en uit. 


Aan weerszijden van de Sint Annabaai liggen de twee meest bekende stadsdelen van Willemstad: in het oosten het oudste gedeelte: Punda (De Punt) en in het westen de wijk Otrobanda (De Andere kant). 



De stadsdelen zijn met elkaar verbonden door twee bruggen: de Koningin Julianabrug en de Koningin Emmabrug. De laatste wordt ook wel de “pontonbrug” of “pontjesbrug” genoemd, vanwege de vele pontons die de brug laten drijven. 


Als er een schip het Schottegat in- of uit wil, zwaait de pontonbrug met behulp van een soort aanhangmotortjes open. 



’s Avonds zijn de bogen van de brug prachtig verlicht. Met op de achtergrond de pastel gekleurde huizen aan de Sint Annabaai is dat een schitterend gezicht. 


De Koningin Julianabrug is een enorm bouwwerk van 56 meter hoog. Vanaf de brug heb je ook weer een schitterend uitzicht, maar dan over heel Willemstad en de Caribische Zee. In Punda, aan de oostkant van de baai, in de openlucht markthal, eten we een heerlijke, goedkope en overvloedige maaltijd. Tijdens de middaguren is het er een drukte van belang als de plaatselijke bevolking hier gaat lunchen. Er zijn geen ramen, de musjes vliegen vrolijk in en uit en doen zich tegoed aan alle kliekjes die nog op tafel staan.  
Aan de De Ruyterkade bezoeken we een drijvende markt waar veelal Venezolanen vanuit hun bootjes koopwaar aanbieden aan klanten op de kade. Even verderop strijken we neer bij het “old Vienna ice café”; the place to be als je en verkoelend drankje op een terras wilt drinken. Het ligt direct aan het water van de St. Annabaai. 


Grote vrachtschepen, loodsboten, sleepboten en een enkel reusachtig cruiseschip varen op enkele meters langs je heen. De dagelijkse Antilliaanse uitgave van "de Telegraaf" op de leestafel erbij en je wilt hier nooit meer weg… Verder in Punda zijn er veel winkeltjes en boutiekjes, ook veel merkzaken met de duurdere produkten, vooral bedoeld voor passagiers van cruiseschepen. Natuurlijk bezoeken we het “Plein café Wilhelmina”. Een terras waar je vooral veel witte koppies ziet en veel Nederlands hoort spreken. De hoofdgerechten hebben allemaal namen van leden van het koninklijk huis: zo geeft Willem-Alexander zijn naam aan een varkensfilet, Beatrix aan een malse kipfilet, Pieter van Vollenhoven aan een platgeslagen kippetje en ga zo maar door. Ik moet zeggen: het geeft toch wel een speciale dimensie aan je lapje vlees als je die namen op het menu zo ziet.   

 

 We bezoeken ook de trekpleister aan de overkant. In Otrabanda gaan we naar het prachtige museum “Kura Hulanda”, gecreëerd door Jacob Gelt Dekker. Een antropologisch museum dat een overzicht biedt van de culturen op Curaçao. Het verhaalt over de eerste bewoners, de slavenhandel en de Afrikaanse en Antilliaanse kunst. Als Nederlander kreeg ik de neiging om na mijn bezoek met neergeslagen ogen het gebouw uit te sluipen. Als je ziet wat onze voorouders de slaven hebben aangedaan, dan word je overvallen door een overweldigende plaatsvervangende schaamte en wil je eigenlijk ter plekke alleen maar door de grond zakken en verdwijnen.

51. Carieb 2 - het Spaanse Water

Het Spaanse Water is een baai die op Curaçao dé favoriete verblijfplaats van de internationale botenfamilie is. Om verschillende redenen. De voornaamste is natuurlijk omdat het een hele beschutte plek is; verder is het voor anker liggen in dit water (nog) gratis; “iedereen” ligt hier; men heeft hier zowel op de wal als op het water veel contact met elkaar en de verbinding met Willemstad is goed. 




We worden van het vliegveld opgehaald met een auto. Een auto lenen is hier heel gewoon. Er zijn altijd bekenden van wie je, al dan niet voor een kleine tegenprestatie, de auto wel even lenen mag. Het vliegveld ligt namelijk een aardig eind uit de buurt, de busverbindingen zijn niet “des Nederlands” en een taxi kost geld. Met de geleende auto rijden we diagonaal over het eiland, van het vliegveld aan de noordoost kust, via Willemstad naar het Spaanse Water aan de zuidwest kust. Begrijpelijkerwijs zijn het niet de allernieuwste modellen die uitgeleend worden en meestal zijn het ook niet de auto’ s die in hun leven veel garages van binnen hebben gezien. Jammer genoeg werkt bij ons de airco niet: de overgang van het kille, mistige Nederland naar het broeierig warme Curaçao komt daardoor des te harder aan. Verder heeft het motortje erg veel moeite om de hoge Koningin Julianabrug op te komen; een flinke aanloop is nodig: we hoeven nog net niet te duwen. Maar een kniesoor die daar op let. 



Aangekomen bij het Spaanse Water spoeden we ons richting Vissershaven, waar de dinghies van alle ankeraars die aan wal zijn, “geparkeerd” worden. We laden ons bescheiden beetje bagage in en motoren richting de Zeevonk, die we in de verte al zien liggen.   






Het Spaanse Water is (op papier dan) in allerlei vakken verdeeld waarin geankerd mag worden. Bij aankomst dien je in te klaren en aan te geven waar je ligt. Als het niet naar de zin is van de hoge heren, zit er niets anders op dan op hun aanwijzingen te verkassen. Wat betreft het inklaren: men heeft er geen boodschap aan dat je linea recta van het vliegveld komt, waar het inklaren ook al is gebeurd. Regels zijn regels en orde moet er wezen. De ambtenaren zijn niet voor niets trots op hun uniform. Jammer genoeg moet dat inklaren precies in het verst verwijderde gedeelte van Willemstad gebeuren. Handig voor de cruisebootpassagiers die daar niet ver vandaan met regelmatige tussenpozen op de kade uitgestort worden. Maar er vanuit gaande dat de meeste zeilers geen eigen auto op hun achterdek hebben staan, is het voor hen nogal een ongemakkelijke plek om de immigratie te huisvesten. 



Want het betekent vanaf je boot met de dinghie naar de Visserijhaven, lopen naar de bushalte en met de bus naar Punda. Of de bus rijdt en hoe laat is altijd een verrassing. De ramen rammelen eruit en er wordt niet altijd dezelfde route genomen. De chauffeur moet tenslotte ook wel eens een boodschap doen of ergens iets afgeven. 



Daarna lopend via de Pontjesbrug naar de overkant, naar Otrabanda, langs de oever van de Annabaai naar de cruisesteiger met een heuse slagboom. Legitimeren, papieren invullen en daarna nog even verder lopen naar de Immigratie. En dan de hele weg weer terug. Daarbij is het ook nog warm; héél warm. Enfin, als alle formaliteiten eenmaal zijn geregeld, dan heb je ook wat.   



Het Spaanse Water is een vergaarbak van de meest uitlopende maten en merken boten met daarop alle mogelijke nationaliteiten. Over het algemeen één grote familie die voor elkaar klaarstaat. Enkele bewust eenzamen daargelaten. Zo zien wij tijdens ons verblijf een 80-jarige Amerikaanse die in haar eentje op haar zeilboot zit, maar ook een jong Oostenrijks stel en een Nederlandse familie met kleine kinderen. Een handige jongen op een van de boten verzorgt voor iedereen die dat wil een goede internetverbinding. Tegen een geringe vergoeding onbeperkt gebruik. Elke ochtend om een uur of acht heeft men via “het netje” even contact met elkaar. Wie heeft er vragen, problemen, waarschuwingen, mankementen. Wie heeft er die dag de beschikking over een auto en gaat misschien naar het vliegveld of de stad. Kan er nog iemand meerijden? De een heeft verstand van elektronica, de ander is een handige timmerman, de volgende is een goede zeilmaker en mijn broer is bijvoorbeeld arts. Zo helpt men elkaar met gesloten portemonnee. Met een kroegje op de kant is de afspraak gemaakt dat daar het wekelijkse happy hour mag worden gehouden. Een gezellige middag waarbij iedereen onder genot van de nodige alcoholische versnaperingen weer even contact met elkaar heeft en waar alle nieuwtjes worden uitgewisseld. Voorheen was dat het welbekende “Sara Fundi”. Tijdens ons verblijf is het echter afgebrand. Geen nood, in de vorm van “Asiento” heeft men een goede vervanger gevonden. 

 

De bootjesmensen zijn slim en hebben ook geregeld dat een grote supermarkt in Willemstad hier elke week met een busje komt. Yachties mogen gratis meerijden naar de winkel, karren vol boodschappen inslaan en worden daarna weer terug gebracht.   

     

Broer houdt van hardlopen en snorkelen: iedere morgen heel vroeg gaat er groepje gezamenlijk naar de wal om een stukje (hard) te lopen en daarna bij het “directiestrandje” van voorheen de hoge heren van de Shell, af te koelen met een potje snorkelen. Zo wordt er ook nog wat aan de conditie en de gezondheid gedaan. 










Sommige boten liggen hier het hele jaar, andere boten een paar maanden en sommige zijn gewoon op doorreis. Een kleine gemeenschap op zich, waarin het goed toeven is.


50. Carieb 1 - de reis

De boot staat op de kant; mijn " live" verhalen zijn op het moment even opgedroogd. Zoals beloofd dan nu onze zeilavonturen van twee jaar geleden in de Carieb. Zeilen in de Carieb klinkt heel aantrekkelijk, maar je moet er wel eerst zien te komen. Een kleine 9.000 km vliegen en dan ben je er. Over een hele grote plas water weliswaar, maar dat jaagt ons bootjesmensen niet zoveel angst aan. Het is meer de hoogte die het hem doet… Tien kilometer boven NAP in zo' n sigaar gebouwd uit een dun plaatje aluminium met wat klinknagels erin. Geef ons maar onze stevige, degelijke boot. Met de helmstok in eigen handen. Dan weet je waar je aan toe bent. Het roer uit handen geven, daar houdt een schipper niet van. 

 Dankzij internet is de reis in een fractie van een seconde geboekt en betaald. Je favoriete stoelen kan je op de plattegrond van het vliegtuig aangeven en je instapkaarten rollen uit de printer. Een fluitje van een cent. En dan is er geen weg meer terug. Even goed studeren op de speciale regeltjes over " doorzichtige en hersluitbare plastic zakjes in de handbagage voor cremes, vloeistoffen en spuitbussen". Verder lezen we dat we o.a. geen harpoenen, kruisbogen, katapulten, windbuksen, bijlen en hakmessen en ook geen peddels, vishengels, seinvuur, rookgranaten en losse batterijen mee mogen nemen. Wat een beperkingen. Dat we het maar weten.   



We vertrekken van huis met dichte mist. Aangekomen op Schiphol is het weer gelukkig een stuk opgeknapt. We passeren de douane en slenteren wat langs winkeltjes en koffietentjes. Op de loopbanden door de eindelooslange terminals. "Mind jour step" wordt onze mantra. Bij de gate wordt iedereen gefouilleerd. Riemen af, schoenen uit, alle voorwerpen van metaal uit de zakken. Handbagage door het rontgenapparaat en wijzelf door het poortje. Daarna weer alle bezittingen verzamelen. Het schept meteen een band met je medereizigers: op kousenvoeten, lacherig hinkend op een been, je schoenen aandoen en je kleren weer op orde brengen. Eenmaal in het vliegtuig hebben we gelukkig ons eigen tv schermpje in de rugleuning van de stoel voor ons. Hoef ik onderweg niet verplicht naar allerlei oorlogs- of andere schietfilms te kijken. Leuk keuzemenu met wat spelletjes, een heleboel (ook leuke) films en de vluchtinformatie: hoe ver moeten we nog, hoe hoog zitten we en hoe koud is het buiten… Een "persoonlijk beeldscherm met interactief entertainment", dat is toch wel een uitvinding voor verre vluchten. 



We zien onder ons de Nederlandse kust, de Engelse zuidkust en de Kanaaleilanden voorbij schieten Dan is er een grote blauwe leegte.


 

Toch wel een heel eind als je dit allemaal moet zeilen. Petje af voor broerlief die deze afstand met zijn boot ooit in drie weken tijd heeft overbrugd. We worden onderweg gevoederd met het ene na het andere magnetronbakje met wat erin. Het smaakt best. Daar is in elk geval niet op bezuinigd. De tien uur reistijd vliegt voorbij. Voor de kust van Curacao maken we een scherpe bocht naar links en landen we op vliegveld Hato. Uit het vliegtuig valt de warmte direct op je. 




Het is niet de warmte van een oververhitte vliegtuigmotor na een lange vlucht (zoals een kennis ooit dacht) maar het is de normale temperatuur van Curacao. In de rij voor de douane staat een Nederlands kindje gezellig op de vloer over te geven. Leuk met de kleintjes een eind vliegen naar een warm land…De formaliteiten worden vlot afgehandeld en voordat we het weten staan we buiten. Broer en schoonzus komen ons breedlachend tegemoet en met ons allen storten we ons op een koele drank op het eerste de beste terras dat we tegenkomen. 

   

 







(Excuses voor het ontbreken van sommige leestekens - ik heb nog geen tekstverwerkingsprogramma op de nieuwe computer staan.)

49. Winterstalling

Het is bijna november. Nog een paar dagen dan gaat de brugbediening op de winterdienstregeling over. Voor ons het teken dat het seizoen voorbij is. Onze herfstvakantie loopt ook op zijn eind. Helaas komt er niets meer van varen. Was het lekker rustig, zacht weer geweest dan hadden we graag nog een rondje eilanden gemaakt. De temperatuur is weliswaar niet zo heel slecht, maar er waait wel de hele week een straffe wind en er valt een aardige bak met regen. Het animo voor het maken van een laatste tochtje is bij ons dan ook niet erg groot. We ontruimen de boot dus maar, halen de mast eraf en ontdoen haar van alle losse eindjes. Ze ziet er kaal, schoon en erg basic uit. Daarna varen we haar naar de winterstalling. Weer een prachtig zeilseizoen ten einde. Ondanks het mindere weer vermaken we ons deze vakantie prima. Is het geen zeilweer, dan moet je toch troost zoeken in iets anders nietwaar? We besluiten daarom tot de aanschaf van een nieuwe computer. Wat dat met zeilen te maken heeft? Bij mij best veel want ik vind het erg leuk om filmpjes van onze tochten te maken. Helaas kon onze bejaarde computer het benodigde megagrote filmbewerkingsprogramma niet meer aan. Tijdens het monteren sloeg de computer steevast op hol en viel daarna helemaal uit. Het opstarten vergde dan weer heel veel tijd en geduld en even later was ik weer terug bij af. Zo vergaat de lust tot monteren je wel. Na jarenlange trouwe dienst blijken de harde schijven vol, het geheugen overbelast en de techniek achterhaald. Van onze zeilavonturen van anderhalf jaar geleden, rond Bonaire en Curacao, heb ik nog maar een derde van het materiaal gemonteerd. Daarna heb ik het opgegeven. Dat is toch wel heel erg jammer. Ook met het vooruitzicht op onze reis naar Sint Maarten, besluiten we dat er niets anders op zit dan het apparaat te vervangen. In een verwaaide en verregende herfstvakantie hebben we alle tijd om de verschillende computerzaken af te lopen, foldertjes te lezen en aanbiedingen te vergelijken. Uiteindelijk komen we tot een keuze en kopen we een computer die ook het monteren van filmpjes weer aan kan. Het is wel even zweten op de gebruiksaanwijzing. Alles gaat net weer anders dan in het oude programma. Het kost me een hele middag om een filmpje van 8 minuten in elkaar te zetten. Maar dan heb ik ook eindelijk een beetje door hoe het allemaal werkt. Het nieuwe filmprogramma zit vol met foefjes en leuke aardigheidjes. Zo kan je ook "echt" uitziende trailers maken van je eigen film. Even uitproberen dus. Hieronder het resultaat. Het filmpje is nog niet zo scherp als ik zou willen. Dat wordt, vrees ik, langdurig uitproberen wat het beste bestandsformaat is om op te slaan. 
Maar goed dat de boot op de wal staat!







48. IFKS

Aan het eind van onze zomervakantie besluiten we nog een nachtje in Hindeloopen door te brengen. De laatste stop voordat we definitief het binnenwater opzoeken, op weg naar huis. We zeilen richting “Hylpen” en komen onderweg naar ons idee wel erg veel skûtsjes tegen. Dat is raar want zoveel varen er hier anders nooit. Er gaat nog steeds geen lichtje branden. We motoren de havenkom binnen en zien dan tientallen skûtsjes zij aan zij. Eindelijk worden we wakker: we zijn onverwacht in het rondreizende IFKS-circus beland. “Chips, dan kunnen we hier niet liggen.” De kom is veel gezelliger dan de jachthaven. Niets ten nadele van de Marina: het is een mooie haven met prachtige voorzieningen, maar vaak lig je aan lange, verlaten steigers tussen lege boten en zonder enig uitzicht. Soms is het een echte uitgestorven “opberghaven”. We zijn niet de enigen die het midden in het dorp leuker vinden: het is er vaak druk en het stapelen kan soms immense vormen aannemen. Maar geloof me, hoe meer er gestapeld wordt, hoe gezelliger het is… Als je niet bang bent voor een paar vreemde voeten over je dek, dan kan je er hele leuke contacten aan overhouden! Nou ja, het is niet anders. Dan maar linksaf de Marina in. De gezelligheid en het vertier in het dorp maken waarschijnlijk een hoop goed.


 


De IFKS is min of meer het kleine zusje van de SKS. Met de SKS (Sintrale Kommisje Skûtsjesilen), kunnen maar 14 skûtsjes meedoen. Er waren indertijd echter nog veel meer eigenaren van skûtsjes die het leuk vonden om in de bouwvakvakantie onderlinge wedstrijden te varen. Voor hen is het IFKS opgericht: de Iepen (Open) Fryske Kampioenskippen Skûtsjesilen. Er doen een stuk of 60 schepen aan mee en er wordt in vier klassen gezeild. Het heet dan wel “Iepen” maar ook deze schepen moeten aan bepaalde eisen voldoen. Verder zijn er duidelijke verschillen: zo gaat er minder geld in om dan in de SKS. Er wordt aan toeschouwers geen toegang geheven en de inkomsten van tv, reclame en sponsoren zijn beduidend minder dan die van de grote zus. De wedstrijden vinden plaats na die van de SKS en duren ook wat korter: een week in plaats van twee weken. Bovendien beperkt het wedstrijdveld zich tot het zuidwesten van Friesland. De uitrusting is misschien iets minder professioneel maar het enthousiasme is er niet minder om. De bemanning van deze schepen wordt vaak gevormd door hechte vriendengroepen die uit liefde voor het schip en de sport er het hele jaar druk mee zijn. ’s Winters geldschieters zoeken en het schip opknappen, onderhouden en verbeteren. ’s Zomers charteren met groepen om wat bij te verdienen, gezamenlijk trainen en wedstrijden varen. Ware liefhebbers zijn het. In de havenkom van Hindeloopen heerst een drukke en opgewonden sfeer. We zien de laatste boten arriveren en bewonderen hun gemanoeuvreer op de vierkante centimeter. De bemanningen en omstanders brengen een hele gezellige avond door op het dek en op de kant. Veel drank, veel gelach, veel grappen en een hoop lol. De visboer en de kroegen hebben over klandizie niet te klagen.




De volgende morgen regent het flink en er waait er een stevige wind. Hoewel ik stiekem denk dat onze stoere deelnemers dat wel mooi vinden, is het jammer voor het publiek. Desalniettemin verzamelen zich gelukkig toch nog veel toeschouwers op de dijk. Het is een puike plek om de wedstrijden te volgen. Een natuurlijke tribune met meer dan genoeg ruimte en een prachtig uitzicht. Je moet alleen even de modder en de striemende regen om je benen wegdenken. Hele families zitten met klapstoeltjes, paraplu’s, koelboxen, plastic zeiltjes en verrekijkers startklaar.



 

De weg langs de dijk staat volgebouwd met kraampjes. Het grootste deel van de dag ligt er plastic over de koopwaar uitgespreid; vastgepind met talloze wasknijpers. Nu en dan klaart het weer even op en kunnen we ook daadwerkelijk zien wat er te koop wordt aangeboden. Geduldig schuifelt men onder het lange lint van afdakjes door. Het is rotweer maar we vermaken ons prima en de plaatselijke horeca vaart er wel bij. ’s Avonds kijken we op ons ieniemienie notebook-tv’tje naar het dagelijkse verslag van Omrop Fryslân om te zien welke details van de wedstrijd we eventueel hebben gemist. We genieten van het smeuïge Friese commentaar en de soms komische interviews met de deelnemers. De IFKS: een mooi stukje Fries cultureel erfgoed dat wat ons betreft nog heel lang mag blijven!

47. Nachttocht


Op die terugblik op onze avonturen in de Carieb moet u nog heel even wachten. First things first: ik zal eerst onze belevenissen in ons eigen koele kikkerlandje afmaken, voordat ik daarmee aan de slag ga. Straks, als de boot weer op de wal staat en de thermometer onder nul aangeeft, zijn dat mooie warme verhalen voor op lange koude winteravonden. U houdt ze zeker van mij tegoed; zo blijft het spannend. Even geduld dus nog! Afgelopen september hebben we meegedaan aan de Oude Jutterstocht. Een nachttocht georganiseerd door de Toerzeilers. Zelf hebben we wel eens de nachttocht op het IJsselmeer georganiseerd, maar dit is hele andere koek: een nachttocht over de Wadden. We hebben van tevoren een dagje vrij genomen want we moeten tenslotte eerst nog half Friesland door voordat we aan de kust zijn. Het weer lijkt goed, het seizoen loopt al een beetje ten einde, dus nog even genieten zolang het kan. Eerst binnendoor naar Workum en dan overnachten in Hindeloopen; dat is het plan. Bij Workum gaan we het IJsselmeer op. 




Er staat een heerlijk windje en het is lekker weer. De windrichting voor de volgende dag is minder aantrekkelijk. Wat let ons: we slaan niet linksaf om Hindeloopen binnen te glippen, maar steken gelijk over naar Medemblik. Het IJsselmeer is op dit tijdstip van de dag, het loopt tegen het eind van de middag, zo goed als leeg. We hebben een fijn ontspannen, rustig tochtje naar de overkant. Medemblik behoort niet tot onze favorieten. Misschien is het niet helemaal Medemblik zijn schuld: we hebben er ooit met vreselijk weer een lange eenzame week verregend en verwaaid gelegen. Sinds die tijd is ons animo om er naar toe te gaan een beetje afgezakt… Onterecht blijkt later. We gaan door de brug en vinden een mooi plekje in de haven.   


De volgende dag schijnt het zonnetje en we liggen lekker uit de wind in de kom midden in de stad. Een hele relaxte zaterdag wordt het: koffie-krantje-verse broodjes, wat luieren en wat boodschapjes doen. Natuurlijk ook nog even de spullen voor de nachttocht controleren. Helaas: de stroboscooplampjes in de reddingsvesten hebben na zoveel jaar de geest gegeven. Ook de batterijen van het reddingslicht doen het niet meer. Een goede watersportwinkel en de HEMA zijn gelukkig in de buurt. Bij de laatste kopen we ook nog wat rode fietsachterlichtjes om vannacht niet verblind te raken.   


Aan het eind van de middag vertrekken we naar Oude Zeug, ons verzamelpunt. We zijn er nog nooit geweest: benieuwd hoe het er daar uitziet. Het blijkt een echte werkhaven met wat kranen, binnenvaartschepen en coastertjes te zijn. Hier en daar nog een vrij plekje aan de kant. Ondanks de kale omgeving liggen we goed beschut. Dat is iets om te onthouden. Om half negen ’s avonds vertrekken we. Het is al snel donker. We kunnen het stuk naar Den Oever mooi aan de wind zeilen. Er staat een aardig briesje dus het schiet lekker op. De aanloop bij Den Oever is een crime. Er staan daar zoveel lichten vlakbij elkaar! Er is een verlichte vaargeul, de lichten draaien om van rood-groen naar groen-rood, er staan lichten op de kant, er liggen scheepjes met ankerlichten achter de dijk en er staan ook nog vaste lichten achter de dijk. Helaas zie je in het donker die dijk helemaal niet en is het moeilijk oriënteren.




Bij het palaver is er uitdrukkelijk gewaarschuwd voor twee onverlichte rode tonnen in de kom voor de sluis want daar is het erg ondiep. We maken een wijde bocht en proberen met de schijnwerper de betreffende tonnen te vinden. We krijgen een halve hartverzakking als we daarbij rakelings een groene onverlichte ton aan bakboord passeren. Van staal nog wel; dat geeft niet mee. Hij staat gek genoeg niet op de kaart aangegeven. Wat een geluksvogels zijn we: als we die hadden geraakt… De sluiswachter weet dat we eraan komen en heeft de sluis al open gezet. Weer een enorme hoeveelheid lichten die op je af komt. Maar goed dat we wat boten voor ons hebben en hun lichtjes kunnen volgen. We passeren de sluis vlotjes en gaan het wad op. Het is ondertussen stik- en stikdonker. Er is geen maan; wel een prachtige sterrenhemel. Het is zo donker dat we zelfs de boten die een tiental meters voor ons varen niet kunnen zien. We zien lichtjes, maar weten niet of het een ster of een toplicht is. Er is geen zwarte schim of omtrek van een eventuele romp daaronder te ontdekken. We hebben afgesproken dat Ad, de organisator, vooraan vaart en dat wij achteraan blijven zodat we het veld compleet/compact kunnen houden en eventuele achterblijvers/pechvogels niet onopgemerkt blijven. Ik sta echter doodsangsten uit omdat we onze voorliggers helemaal niet kunnen zien. We zijn bang om bovenop ze te varen. Degenen die genoeg stroom (!) hebben, doen hun heklicht voor ons aan. Dat helpt al een heleboel.


Het Visjagersgaatje is volgens Ad een van de moeilijkste stukken water die je op het wad in het donker kan bevaren. Het is smal, het kronkelt er staat stroming en het barst van de verlichte -en nog veel erger- van de onverlichte tonnen. We geloven hem direct. Zonder een goede schijnwerper ben je hier nergens. Heb je een ton in beeld, dan heb je geen idee of hij tien meter verderop ligt of dat je er rakelings langs vaart. Afstand schatten in het donker blijft verschrikkelijk moeilijk. Mis je een ton, dan loop je het risico om ongemerkt een bocht af te snijden en op een bank te belanden. Hoewel het lekker waait, varen de meesten van ons op de fok of alleen op de motor. Met vol zeil ga je te hard en heb je niet voldoende tijd om goed op te letten. Het is geen ontspannen zeiltochtje; heel goed concentreren en defensief varen is het motto. Met z’n tweeën ben je eigenlijk onderbemand denken wij hardop. Ik sta op het voordek met de schijnwerper tonnen en schepen te zoeken en ren nu en dan naar de kuip/kajuit om op de kaart, plotter of laptop te kijken. Bob stuurt, tuurt en luistert naar mijn aanwijzingen. Geen tijd om aandacht te besteden aan zeilvoering en catering. De koffie, koeken en broodjes staan in een kratje klaar maar we komen er niet aan toe. Nu en dan horen we een schreeuw door de marifoon: ”Boot X, jullie varen erg dichtbij de tonnen: wat meer naar het midden!” Hoewel we het niet expliciet hebben afgesproken blijft de groep dicht bij elkaar. Niemand voelt de behoefte om er alleen van tussen te gaan. Voorbij het Visjagersgaatje wordt de geul breder en wordt de navigatie wat makkelijker. We zijn zo bezig met de lichtjes dat we ondertussen geen idee meer hebben van welke kant de wind waait. Er staat een knobbelige zee met golven die van alle kanten lijken te komen. Vlak voor de ingang van de haven van Oudeschild kunnen we nog net een collega redden die te dicht langs het strand vaart en dreigt de haveningang te missen. Oudeschild in het donker aanlopen valt ook niet mee. Geen brandende lantaarns op de kant maar wel scherpe bochten, drijvende boeienlijnen en uitstekende meerpalen die ons nopen tot heel langzaam varen. Als een groep slakjes kruipen we achter elkaar aan naar binnen. Ook de Waddenhaven zelf is donker. Iedereen is in diepe rust. We hebben medelijden met de andere watersporters die -mochten ze van ons wakker zijn geworden- wel zullen denken: “Welke gekken komen hier nu midden in de nacht binnenvallen?” Het is best druk en we moeten dus nog even zoeken naar een vrije box. Als alle boten uiteindelijk veilig en wel zijn afgemeerd, sluipen we op onze tenen heel stilletjes naar de bovenetage van het havengebouw. De havenmeester weet van onze komst, maar is vergeten het licht aan te laten en ons te vertellen waar het lichtknopje zit… Geen nood, we verlichten de ruimte zelf met alle waxinelichtjes die we aan boord maar kunnen vinden. Heel knus zo in het kaarslicht met uitzicht over de donkere zee. De borrels, de wijn, de hapjes en de sterke verhalen vliegen over tafel. Iedereen heeft de laatste uren wel iets spannends beleefd. We zijn het er allemaal over eens dat dit een hele enerverende tocht was. Misschien voor beginners als eerste nachtzeilervaring zelfs wel een beetje te hoog gegrepen. Het IJsselmeer bij nacht is toch een stuk makkelijker. Gelukkig hebben we geen van allen schade opgelopen, maar dat was misschien meer geluk dan wijsheid! Sommige bemanningen zijn er ook achter gekomen dat hun uitrusting niet nacht-proof is. Verrassend genoeg bleek er op sommige boten geen verlichting in het kompas en/of in andere instrumenten aanwezig te zijn. Een goede tryout dus, waarbij zinnige dingen aan het licht komen. Om een uur of drie zoeken we het bed op en leggen ons vermoeide hoofd ten ruste. Het tij voelt met ons mee: de volgende dag kunnen we gelukkig eerst een beetje uitslapen voordat we op eigen gelegenheid huiswaarts keren. Een hele ervaring rijker. Of we het volgend jaar weer meedoen? Hmm, het was wel een beetje heel erg spannend naar mijn zin. Dit moet eerst maar eens even goed bezinken en dan zien we volgend jaar wel weer. Stressbestendig en zin om als opstapper mee te gaan…?