113. Saba

Met windkracht 6 tot 7 en dwars op de golven ‘surfen’ we van St. Eustatius naar Saba. We gaan over hoge toppen en door diepe dalen. Het sturen valt niet mee. Het is een kwestie van continu oploeven en afvallen om zo te proberen de grootste klappen op te vangen.

Om een indruk te krijgen hoe dat eruit ziet, heb ik een kort filmpje gemaakt: klik hier.

Saba bestaat uit een slapende vulkaan met praktisch geen enkel stukje horizontaal land; de hellingen lopen steil af naar zee. De ‘Mount Scenery’ is het hoogste punt van Nederland. De huisjes zijn klein, lief en met verplicht witte muren en een rood dakje. Verder ziet het er niet erg Nederlands uit: het hele eiland is bedekt met vochtig regenwoud.



Bij Saba is het plan om aan de westzijde van het eiland te ankeren, in de buurt van ‘The Ladder’; lange tijd was deze trap de enige mogelijkheid om aan land te komen. Er is nu wel een heel klein stukje kade, maar dat is alleen voor het veerbootje en het bevoorradingsschip bedoeld: streng verboden voor jachten.

Van ankeren bij The Ladder moeten we uiteindelijk afzien want ondertussen waait het ruim 31 knopen. Rondom het hele eiland is er nergens plek om beschut te liggen. We kunnen alleen maar voor anker of aan een van de weinige moorings vastmaken. Uiteindelijk ankeren we aan de zuidkant bij Fort Bay. We liggen te stuiteren als gekken. We kunnen alleen maar hopen dat het anker het houdt, want niet ver achter ons liggen de rotsen.



Het valt niet mee om met de dinghy naar de kant te komen. Het kleine motortje heeft het zwaar en we moeten veel moeite doen om enigszins droog te blijven.

De beste en vrijwel enige manier om het eiland te verkennen is door te liften. De 2.000 inwoners zijn over het algemeen blij om weer eens een vreemde te zien en te spreken. We krijgen een lift van een Nederlandse vrouw die hier al een aantal jaren woont. Ze laat ons het hele eiland (inclusief haar eigen luxueuze huis) zien. Een betere gids kunnen we ons niet wensen. We doorkruisen Saba van links naar rechts en van boven naar beneden.

Die nacht slapen we geen van allen; onze schippers hebben zoiets nog nooit meegemaakt. Het blijft hard waaien en we liggen vreselijk aan het anker te rukken. De ankerwacht staat aan, maar we hebben er niet zoveel vertrouwen in dat we rustig durven te gaan slapen. De monohulls die achter ons liggen, stuiteren als pingpong balletjes op het water. We worden bijna zeeziek als we naar ze kijken. Arme mensen; dan hebben wij het op onze catamaran beter.

De volgende ochtend is het nog ‘maar’ windkracht 6. Helaas doet de ankerlier het niet en moeten we met de hand, met drie man sterk, en met de twee motoren op volle kracht vooruit, het anker ophijsen. We hebben Saba gezien, maar het kostte wat moeite…