104. Strontrace (1)

Het klinkt onsmakelijk maar zo heet het echt. Ik heb er vaak over gelezen maar ik had het nog nooit gezien. Deze Herfstvakantie is het er dan eindelijk van gekomen. We zijn bij de start gaan kijken.

De Strontrace heet zo omdat in vroeger tijden klippers en tjalken koemest vanuit Workum in Friesland naar de bloembollengronden bij Warmond en Hillegom vervoerden. De schippers die dat het snelste deden, waren ook weer als eerste terug en konden dan weer de volgende lading mest wegbrengen. De snelste schippers verdienden dus het meeste geld.

In 1973 is dit gebeuren in ere hersteld. Het is nu een jaarlijkse zeilrace voor platbodems geworden. Echte koeienstront wordt niet meer vervoerd. Het gaat er nu iets netter aan toe: er moeten symbolisch enkele zakken gedroogde kunstmest in Warmond gelost worden. De Strontrace is het bekendste onderdeel van het festijn, maar tegelijkertijd vinden ook de stronttocht, de beurtveer, de visserij en Liereliet plaats (als je er meer over wilt weten: zie de website strontraceworkum.nl).

De Strontrace gaat van Workum over het IJsselmeer via Enkhuizen of Lelystad naar het Markermeer. Vandaar over het Noordzeekanaal via Haarlem of Amsterdam naar Warmond en terug. Wie het eerst weer in Workum arriveert, heeft gewonnen. Alles gaat op het zeil, en als dat niet kan, met jagen en bomen. (Behalve het stuk Noordzeekanaal dat vanwege de veiligheid verplicht op de motor gevaren moet worden.) Er wordt ’s nachts doorgevaren en alleen halverwege, in Warmond, wordt verplicht een uurtje rust gehouden. Een uitputtende reis dus. Vooral ook omdat het in de herfst meestal hard waait en koud is. Een race voor echte bikkels.



Om half 11 komen we in Workum aan. Het is koud en mistig en er staat een fris windje. Buiten de sluis in de havenkom liggen allerlei soorten en maten platbodems. Er staan viskraampjes langs de kant en zangers op de steiger. Het wordt steeds drukker met publiek en om 12 uur luidt het startschot voor de eerste race; die van de Visserij. “En nou oprotten…!” zijn de gevleugelde woorden waarmee traditioneel wordt gestart. De wind staat recht van voren, dus van zeilen is nog geen sprake.



De schepen die het eerste starten, liggen achteraan in de kom en moeten eerst zelf bomen totdat ze alle andere schepen voorbij zijn. Vervolgens varen ze richting de wal en gooien een lange tros op de kant. Dan maar hopen dat er toeschouwers zo vriendelijk zijn die op te vangen en het schip naar het eind van het Soal te jagen… Dat is een beste afstand van ruim 2 kilometer met hier en daar wat hindernissen die genomen moeten worden. Boompjes, steigers, uitstekende stukken hout, scheepjes langs de kant en schapenhekken maken het jagen nog lastiger dan het al is. Na de scheepjes van de Visserij komen de grotere broeders van de echte Strontrace aan de beurt.



Sommige boten hebben zelf een bemanningslid op de kant staan, sommige hebben familie en vrienden gecharterd, maar anderen vertrouwen helemaal op de goedwillendheid van het publiek. En dan maar hangen aan die touwen. ‘Yn ‘e beage’ heet het in het Fries – in de jaaglijn hangen. Bij de ene boot zit het touw op een bolder voorop, bij een ander in het midden of halverwege de mast en een enkeling heeft hem zelfsnaar de top van de mast gehesen.



Als de vaart er eenmaal in zit, valt het jagen wel mee. Alleen, het gras is nat en glad en de schapen die hier altijd grazen, hebben ook het een en ander achtergelaten. Menig laars en schoen verdwijnt diep in een verse schapenvlaai…. Natuurlijk hebben we zelf ook mee geholpen. Voor het eerst in ons leven hebben we een schip gejaagd. Het was een belevenis om te doen.
(Wordt vervolgd)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten